OK

OK Annuleren

Bedankt

Sluiten

De overgang: wat te doen aan vaginale droogte?

Het klinkt als iets voor oudere dametjes: vaginale droogte. Terwijl u toch nog middenin het leven staat? Jazeker. Hierbij kan vaginale droogte, in een uiterst delicate zone van ons lichaam, bij vrouwen van alle leeftijden voorkomen. Van twintigers tot vijftigers. Toch blijft het vaak een taboe-onderwerp, dat zelfs niet met onze beste vriendinnen wordt besproken en waar velen zich ongemakkelijk bij voelen. Het raakt aan de seksuele kant van onszelf en onze begeerlijkheid als vrouwen. Ons vrouw-zijn, in feite. Tijdens de overgang ondergaat het lichaam nu eenmaal vele veranderingen, waaronder veelal ook deze type droogte. Hoe dit te behandelen of stopt het uit zichzelf? Er zijn tijdelijke oplossingen, er zijn doelgerichte behandelingen. Dr. Lorraine Maitrot, gespecialiseerd in medische gynaecologie, somt de opties hierbij voor u op.

Vaginale droogte: alleen een symptoom van de overgang?

De oorzaken van vaginale droogte kunnen variëren van fysiologische factoren, waaronder hormonale veranderingen of medische bijeffecten, tot emotionele en psychologische problemen waaronder een lager libido of angststoornissen. Gelukkig – wat de oorzaak ook moge zijn – bestaat er een oplossing voor vaginale droogte. Het allerbelangrijkste is om erover te praten. Maak het bespreekbaar met naasten, maar vooral ook uw dokter met als doel de bron van enig ongemak op te sporen.

Waarom treedt vaginale droogte op tijdens de overgang?

‘Met de jaren neemt vaginale droogte toe, resulterend in een branderig gevoel, irritatie, pijn tijdens seks of infecties’

Allereerst, u bent niet alleen. Intieme delen die droog aanvoelen zijn een veelvoorkomend symptoom onder vrouwen in de overgang. Vaginale mucus ofwel slijm – welke gevoelig is voor de afname in hormonale afscheiding van oestrogeen – zal verdunnen en zijn elasticiteit verliezen wegens lagere collageenwaardes en vetweefsel. Vaginale droogte neemt naarmate de tijd verstrijkt toe, en dit kan resulteren in een branderig gevoel, irritatie, pijn tijdens de seks of infecties. Het kan ook bijdragen aan urineweginfecties. Nee, niet bepaald iets om naar uit te kijken. Maar tegelijkertijd ook geen lichamelijk probleem om uw ogen voor te sluiten, want er is een uitweg. Maar liefst 25 tot 50% van vrouwen ervaren deze symptomen, en diens negatieve effecten op de levenskwaliteit en het seksueel functioneren. Toch blijven vrouwen vaak terughoudend in het vragen om advies van hun eigen dokter (1).

25 tot 50% van vrouwen ervaren vaginale droogte tijdens de overgang

Valt u net in die groep? Niet gevreesd. Nu zijn er verschillende oplossingen: als een hormoonbehandeling voor de overgang wordt voorgeschreven zal dit ook helpen bij vaginale droogte. Lokale behandelingen op basis van oestradiol, waaronder vaginale ovules, ringen of crèmes, zijn doorgaans effectief. Als een oestrogeenbehandeling niet gewenst of geadviseerd wordt, kunnen smeermiddelen en vaginale hydratoren de symptomen tijdelijk verzachten. Sinds kort wordt vitamine E veel toegepast om vaginale droogte tegen te gaan. Deze smeerseltjes bieden weliswaar maar even soelaas en ze hebben geen effect meer nadat de patiënt is gestopt met deze te gebruiken. Al met al is vaginale droogte een veelvoorkomende en frustrerende aandoening, maar er zijn manieren om dit ongemak te verlichten. Als u pijnlijke seks ervaart omdat het down there niet bepaald gladjes verloopt dan kan het een idee zijn om uw huisarts te raadplegen. Een expert kan u aanraden welke mogelijke behandelingen een optie voor u persoonlijk zijn.

Belangrijk om te onthouden:

Waarheid: vaginale droogte hoort er vaak bij als het op de overgang aankomt
Tips: smeermiddelen en vaginale hydratoren zijn uw ‘beste vrienden’ bij deze aandoening, mits u deze op dagelijkse basis en op de lange termijn gebruikt

Meer weten? Lees hier meer over:
Huid & Beauty
Gezondheid
Huid & Voeding
Intimiteit

1. Pastore LM, Carter RA, Hulka BS, Wells E. Self-reported urogenital symptoms in postmenopausal women: Women’s Health initiative. Maturitas. 2004; 49(4):292-303.

go to top